Skip to main content

Groenblauwe maatregelen en hun ecosysteemdiensten

Welke groen-blauwe maatregelen komen aan bod?​

Op basis van verschillende bronnen is een typologie/selectie van groen-blauwe maatregelen gemaakt, relevant voor de natuurwaardeverkenner stad. Alle groen-blauwe maatregelen zijn ondergedeeld in hoofdcategorieën. Per hoofdcategorie wordt een beschrijving van de afzonderlijke groen-blauwe maatregelen gegeven.

Bij de huidige indeling is er naar gestreefd tot een exhaustieve en overzichtelijke lijst te komen. Dit vormt een evenwicht tussen een voldoende hoog detailniveau en het vermijden van een al te lange lijst waardoor gebruikers moelijker kunnen navigeren tussen maatregelen. Indien meer detail gewenst is voor specifieke diensten zal dit bijkomend worden omschreven bij de bespreking van de dienst.

De gebruikte afbeeldingen bij onderstaande indelingen zijn door Leon Brabers gerealiseerd voor vzw Vrienden Van Heverleebos en Meerdaalwoud in het kader van de biodiversiteitstoets (www.biodiversiteitstoets.be) en door Geert Meysmans, Departement Landschapsarchitectuur, Erasmushogeschool Brussel.

Groendaken​

Extensief groendak: Extensieve groendaken bestaan uit platte of hellende daken waarop een begroeiing met mos, vetkruiden en andere kruidachtigen kan voorkomen. Vrijwel al deze planten zijn niet betredingstolerant. De daken hebben een speciale opbouw met een substraatlaag van maximaal 15 cm dik. Groendaken met dikker substraat worden als (semi-)intensief beschouwd. Groendaken spelen een vooraanstaande rol in de ontwikkeling van duurzame steden. Hieronder kunnen ook de daken op ondergrondse parkings vallen.

Figuur: Voorbeeld extensief groendak

Extensief groendak

Semi-intensief groendak: Licht of eenvoudig intensieve groendaken zijn te vergelijken met kruidenrijke graslanden. Dit type wordt bij de intensieve groendaken gerekend of kan als een overgang tussen intensieve en extensieve groendaken beschouwd worden. De substraatdikte situeert zich tussen 15 en 20 cm. Een dergelijk groendak weegt al vlug 200 tot zelfs meer dan 1500 kg/m² en vergt, zeker bij de zwaardere uitvoeringen, een aangepaste dragende constructie. (ANB, 2014) Hieronder kunnen ook de daken op ondergrondse parkings vallen.

Intensief groendak: Gebruiks-intensieve groendaken zijn het equivalent op daken van wat tuinen op de grond zijn. De substraatdikte begint vanaf 20 cm. De begroeiing bestaat meestal voor een groot deel uit grassen, kruiden, struiken en zelfs volwassen bomen waarnaast ook dikwijls paden en terrassen aanwezig zijn. Hieronder kunnen ook de daken op ondergrondse parkings vallen.

Verhardingen​

Gesloten verharding: Onder dit type van verhardingen vallen alle niet-waterdoorlatende verhardingstypes zoals kasseien, mozaïkkeien, platines, tegels, kleiklinkers en betonklinkers indien de aanwezige voegen ook opgevuld zijn met een niet-waterdoorlatende stof, alsook volle betonplaten en asfalt. Hieronder vallen dus alle wegen en verharde paden.

Groene voegen, grasdallen en vergelijkbaar: Grasdallen zijn een combinatie van graselementen en verstevigingmateriaal. Grasbetontegels; gras-kunststofplaten, grondgazon. Groene voegen/Geperforeerde betonplaten zijn ongeveer 2,50 x 2,50 m groot, zijn geperforeerd en al dan niet afgewerkt met een stalen hoekprofiel.

Half verharding: Gebroken fracties zoals ternair mengsel, schelpen, gespleten primaire fracties, grind, steenslag; Houtsnippers/boomschors (Houtsnippers ontstaan door het versnipperen van ondermeer snoeihout. Als alternatief voor houtsnippers wordt ook boomschors aangeboden als verhardingsmateriaal. Afhankelijk van de fijnheid van de snippers en de houtsoort die versnipperd wordt of de schors, ontstaan verschillende types.) en grond (Paden waarvoor extern zand, zandleem of grond wordt toegevoegd aan het gebiedseigen substraat om de drainagecapaciteit van de bestaande bodem te doen toenemen zodat de toegankelijkheid verbetert)

Water en vochtige/natte groenvormen​

Water: Stilstaand water Verscheidene vormen van duidelijk aangelegde waterpartijen waarbij het water niet of nauwelijks stroomt zoals zwemvijvers, kunstmatig open water, fonteinen, ...

Figuur: Voorbeeld fontein (Antwerps provinciehuis)

Stilstaand water

Stromend water: Natuurlijke waterloop, kanalen, waterval in park of grachten.

Figuur: Voorbeeld natuurlijke waterloop (Dijle in Leuven)

Stromend water

Wadi's, infiltratiestroken en vergelijkbaar: Wadi's en wisselnatte standplaatsen: Wadi's (water afvoer door infiltratie) en wisselnatte standplaatsen staan het grootste deel van het jaar droog, maar kunnen tijdens de wintermaanden en na hevige regenval blank staan. Ze worden gebruikt in woonzones als bufferings- en infiltratievoorziening voor wanneer het hard heeft geregend. Infiltratiestroken en -velden: Ze worden ook wel raingardens of open beplante infiltratiegoten genoemd. Het zijn verdiepte, beplante stroken die begrensd zijn door betonnen opsluitbanden. Aan de onderkant zijn ze open zodat het regenwater geborgen wordt en kan infiltreren in de bodem.

Figuur: Voorbeeld wisselnatte standplaats in de stad

Wisselnatte standplaats

_Figuur: Voorbeeld infiltratiestrook_Rotterdam infiltratiestroken

Andere natte groenvormen: Begroeide oever, strand, wetland, moeras of plas-dras. Deze laatste groenvormen zijn zones waarin het water zich gedurende het grootste deel van het jaar zeer nabij het maaiveld bevindt. Ze staan al dan niet in verbinding met open water en komen vooral voor in laaggelegen gebieden zoals een depressie in het landschap of een verlande open waterpartij of op alluviale (veelal kom)gronden.

Figuur: Voorbeeld begroeide oever

Oeverzone

Open (droge) groenvormen​

Naakte bodem: Kale bodem waar geen planten op groeien

Grasveld, gazon of bloemperken: Frequent gemaaid grasland (ongeveer 15 à 20 keer per jaar): dit zijn hoofdzakelijk graslanden met esthetische en/of recreatieve functie zoals particuliere en openbare gazons, sportvelden en speel-, picknick-, of ligweides; Kruidenrijk gazon gazon dat niet enkel uit grassoorten bestaat, maar waartussen zich ook laagblijvende bloeiende planten bevinden zoals bijvoorbeeld madeliefje, boterbloem en paardenbloem; kruidenrijk gazon met bol- en knolgewassen: in dit type van grasvelden zijn bol- en knolgewassen aangebracht die bloeien in het voorjaar. Ze zijn eenvoudig en goedkoop in gebruik, mits gekozen wordt voor verwilderingsbollen. Ze zijn een belangrijke nectar- en stuifmeelbron voor insecten en hebben een sensibiliserende en educatieve functie. Omdat de eerste maaibeurt pas laat mag gebeuren omwille van de aanwezigheid van de bolgewassen zullen er altijd kruidachtigen in het gazon aanwezig zijn. Perkplanten: Groenelementen waar bloemen hoofdzakelijk centraal staan. Bodembedekkende vaste planten, wisselperken, bloemenmassieven met vaste planten, eetbare kruiden

Figuur: Voorbeeld bol- en knolgewassen in kruidenrijk gazon

Kruidenrijk gazon

Figuur: Voorbeeld perkplanten: wisselperk met bloemen

Kruidenrijk gazon

Bloemenweides en kruidachtigen: Bloemenakkers met 1- en 2-jarigen, bloemenweides, hooiland. Bloemenakkers zijn beplantingen die voornamelijk bestaan uit eenjarige kruidachtige soorten zoals klaproos, bolderik en korenbloem. Ze worden ingezaaid op kale, verstoorde bodems en geven al in het jaar van inzaai een uitbundig bloeiende beplanting. In sommige gevallen is ook spontane ontwikkeling mogelijk. Het zijn gemakkelijk realiseerbare beplantingen die weinig eisen stellen aan de standplaats. Bloemenweiden bestaan voornamelijk uit grassen en inheemse overblijvende bloeiende planten, waarbij de verhouding bloeiende planten/grassen dikwijls hoger ligt dan in de natuurlijke graslanden. Het zijn hooilanden waarbij de nadruk ligt op de sierwaarde. Bloemenweiden zijn het bloemrijkst in mei/juni en ze zijn het aantrekkelijkst in volle zon, op matig voedselarme kalkrijke bodems of op voedselrijke, maar (zeer) vochtige bodems. Ze worden één tot twee maal per jaar gemaaid (maaisel afvoeren). Hooilanden bestaan voornamelijk uit grassen en inheemse overblijvende bloeiende planten en zijn vaak het gevolg van oude landbouwmethodes. Ze worden één tot twee maal per jaar gemaaid (maaisel afvoeren) en vormen het natuurlijke evenbeeld van bloemenweides. Ook graslandbermen die op eenzelfde man manier beheerd worden vallen onder soortenrijk bloemen- en/of grasland. Ruigte/kruidachtigen: Ruigte en bloemenrijke ruigte. Ruigte omvat terrein of zoomvegetatie gedomineerd door ruigtekruiden zoals kleefkruid en brandnetel of riet. Alhoewel ze vaak als niet-gewenst worden beschouwd, hebben ze toch een hoge natuurwaarde. Bloemenrijke ruigte omvat beplantingen met ruigtekruiden. Deze zijn meestal bloemrijke, robuuste en weelderige beplantingen op eerder voedselrijke, relatief vochtige bodems in volle zon of in de halfschaduw. Hun hoofdbloeiperiode ligt in de nazomer. Ze kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de esthetische kwaliteit van het landschap en de dagelijkse leefomgeving.

Figuur: Voorbeeld bloemenakker

Bloemenakker

Figuur 10: Voorbeeld natte bloemenrijke ruigte

Ruigte

Heide: Heidevegetaties worden gekenmerkt door altijdgroene dwergstruiken zonder of met weinig hoger opschietende struiken en bomen. De habitat is strikt gebonden aan voedselarme,zure (zand)gronden. Wanneer ze op de juiste standplaats staan, zijn ze zeer arbeidsextensief.

Figuur: Voorbeeld heide

Heide

Privétuinen: tuinen van particulieren aangrenzend aan de woning die niet publiek toegankelijk zijn. We gaan hieruit van een een vaste mix van gazon, borders, struiken en moestuin. Hoge vegetatie wordt op de kaart aangegeven als bomen(rij). Andere tuinen: tuinen en groene buffers rond bedrijven en andere gebouwen dan woningen. Ook hier zijn bomen een aparte categorie.

Agrarische groenvormen: Akkers, weides en volkstuinen. Deze laatste zijn tuinen die aan particulieren worden toegewezen maar niet aan de woning liggen. Volkstuinen liggen zelden solitair, maar meestal met enkele tientallen tot honderden verzameld in een volkstuincomplex of volkstuinpark.

Figuur: Voorbeeld akker

Akker

Gevel- en muurgroen​

Niet-grondgebonden gevelgroen: Niet-grondgebonden gevelgroen bestaat uit een dragende structuur waarin planten verankerd zitten die via permanente water- en mineralenbevoorrading in stand worden gehouden.

Figuur: Voorbeeld niet-grondgebonden gevelgroen

Gevelgroen

Grondgebonden gevelgroen: Klimplanten die op eigen kracht of met klimhulp tegen muren en gevels naar boven groeien en met hun wortels in de grond verankerd staan. Voorbeelden zijn klimop, wilde wingerd en clematis.

Figuur: Voorbeeld van begroeide omheining

Omheining

Begroeide omheining: Omheining (draadomheining, betonnen stichelplaten, houten schutting,...) begroeid met klimplanten.

Begroeid scherm: Een lijnvormige gesloten kunstmatige structuur waarop grondgebonden en/of niet grondgebonden planten groeien.

Muurvegetatie: Muurvegetatie bestaat uit planten die op de kop en flank of aan de voet van, vooral oude, muren met kalkrijke mortel voorkomen. Veel muurplanten die uitsluitend op muren voorkomen zijn sterk bedreigd.

Figuur: Voorbeeld muurvegetatie

Muurvegetatie

Struiken, hagen en houtkanten​

Naaldhout, groenblijvende haag: Struikenrij, heesterrij bestaande uit groenblijvende soorten voornamelijk naaldhout zoals taxus, levensboom, liguster…, die minstens 1 x per jaar wordt geschoren.

Figuur: Voorbeeld van een groenblijvende haag

Groenblijvende haag

Loofhout, bladverliezende haag: Struikenrij, heesterrij bestaande uit bladverliezende soorten meestal loofhout zoals beuk en haagbeuk…

Figuur: Voorbeeld van een bladverliezende haag

Bladverliezende haag

Heesters en Struiken: Niet-lijnvormige eenheid waarvan het uitzicht bepaald wordt door geschoren, vaak lage heesters of struiken.

Figuur: Voorbeeld heesters en struiken

Heesters

Houtkant: Bosschage, houtkant en houtwal. Een bosschage is een spontaan gevestigde en/of aangeplante niet-lijnvormige eenheid van struiken, heesters en eventueel kleine bomen die vrij mogen uitgroeien en natuurlijk ogen. Ze worden niet hoger dan 5 meter en zijn het vlakvormige equivalent van houtkanten. Bosschages bestaan vaak uit meerdere soorten en vormen aantrekkelijke plaatsen voor heel wat dieren waaronder vogels. Een houtkant is een spontaan gevestigde en/of aangeplante lijnvormige eenheid van struiken, heesters en eventueel kleine bomen die vrij mogen uitgroeien en natuurlijk ogen. Soms worden houtkanten ook beheerd volgens de hakhoutmethode. Een houtwal is een houtkant op een door de mens aangelegde verhoging.

Figuur: Voorbeeld houtkant

Houtkant

Bos​

Loofbos (met kruidachtige/houtachtige ondergroei): Bos met minstens 80% loofboomsoorten die deel uitmaken van de boomlaag in een bos, al dan niet met een kruidachtige of houtachtige ondergroei. Kruidachtig: Stinzenbeplanting (vaak voorjaarsbloeiers), boskruidachtigen, schaduwborder (vaste planten met sierwaarde) . Houtachtige ondergroei: Bosstruiken en/of –heesters. Houtachtige planten die deel uitmaken van de struiklaag in een bos

Naaldbos (met kruidachtige/houtachtige ondergroei): Bos met minstens 80% naaldboomsoorten die deel uitmaken van de boomlaag in een bos al dan niet met een kruidachtige of houtachtige ondergroei. Kruidachtig: Stinzenbeplanting (vaak voorjaarsbloeiers), boskruidachtigen, schaduwborder (vaste planten met sierwaarde) . Houtachtige ondergroei: Bosstruiken en/of –heesters. Houtachtige planten die deel uitmaken van de struiklaag in een bos

Gemengd bos (met kruidachtige/houtachtige ondergroei): Bos waarin zowel het aandeel naald- als loofbomen tussen 20% en 80% ligt.met kruidachtoge of houtachtige ondergroei. Ook als het bostype niet bekend is, wordt het bos onder deze categorie geplaatst.

Mantel- en zoomvegetatie: De zoom en de mantel vormen samen een complete bosrand. De mantel is dat gedeelte van de bosrand dat hoofdzakelijk uit heesters en struiken bestaat. Zomen zijn een speciaal geval van ruigten. Het zijn lijnvormige groenelementen die een geleidelijke overgang vormen van grasland naar struikgewas of bos.

Figuur: Voorbeeld mantel- en zoomvegetatie (de zoom ontbreekt)

Mantel- en zoomvegetatie

Bomenrij en vrijstaande bomen​

Bomen in de stad kunnen voorkomen als vrijstaande bomen of in een rij langs bijvoorbeeld een weg. In deze groenvorm plaatsen we bomenrijen en reeds op de groenkaart aangegeven bomen. We veronderstellen hier dat de bomen tussen de 6 en 12 m hoog zijn (2de boomgrootte) en op een onverharde oppervlakte staan. De kruinen in de rij raken elkaar niet. We maken een onderscheid tussen loof- en naaldbomen. Ook gemengde bomenrijen kunnen voorkomen. Onder deze laatste groep vallen ook bomenrijen of bomen waarvan er geen kennis is over het type. Om voedselproductie in de stad te kunnen inschatten werd een aparte categorie voor fruitbomen opgenomen.

Figuur: Voorbeeld strakke loofbomenrij met ondergroei in een stad

Loofbomenrij

Stadsbomen​

In deze groenvorm beschouwen we vrijstaande bomen die de gebruiker intekent in de tool. Van deze bomen hebben we informatie over de ondergrond (verhard, rooster of onverhard). Informatie over boomgrootte en kruindiameter wordt bevraagd in de tool. Ook hier maken we een onderscheid tussen loofboom, naaldboom, onbekend of fruitboom.

Figuur: Voorbeeld alleenstaande loofboom 1ste boomgrootte zonder ondergroei

Alleenstaande loofboom

Bebouwde oppervlakte​

Dit is al de resterende verharde oppervlakte zoals bebouwing, vliegveld,...

Welke ecosysteemdiensten komen aan bod?​

Om te beslissen welke ecosysteemdiensten wel of niet aan bod moesten komen binnen deze tool, was het vertrekpunt de laatst beschikbare internationale oplijsting van ecosysteemdiensten CICES versie 4.3. (CICES 2013). CICES is een voorstel voor een international classificatie van ecosysteemdiensten, ontwikkeld voor de statistische afdeling van de United Nations (UNSD) en het Europese Milieu Agentschap (meer info op www.cices.eu). Deze classificatie is nog in ontwikkeling en kan nog wijzigen de komende jaren en is ook verder verfijnd voor de Belgische context. Daarnaast werden andere bronnen zoals Aertsens et al., (2012); Kampelmann (2014) en Gomez-Bagetthun and David N. Barton (2013) geraadpleegd die specifiek focussen op ecosysteemdiensten geleverd door stedelijk groen. Vertrekkende van deze vergelijking is een selectie gemaakt van de belangrijkste ecosysteemdiensten die verder worden uitgewerkt in deze handleiding.

Concreet komen volgende diensten aan bod:

  • Voedselproductie
  • Luchtkwaliteit
  • Geluid
  • Waterretentie
  • Klimaatregulatie globaal (C-opname)
  • Klimaatregulatie lokaal (hitte)
  • Recreatie
  • Gezondheidsimpact van contact met groen
  • Woonomgeving – zicht op groen

Tabel: CICES-Be indeling ecosysteemdiensten en vergelijking met andere literatuuroverzichten ecosysteemdiensten geleverd door stedelijk groen

ClassSubclass for BelgiumAertsens et al.2012KempelmanGomez-Bagghertun tabel 11. 1
Provisioning services
Terrestrial plants, fungi and animals for foodCommercial crops
Kitchen garden cropsXXX
Land-based commercial livestock
Hobby animals for food
Edible wild animals, plants and fungi
Fibres and other materials from plants, algae and animals for direct use or processingOrnamental plants & animals
Plant fibres and materialsX
Animal fibres and materials
Materials from plants, algae and animals for agricultural and aquaculture useOrganic matter for fertilization and/or soil improvementX
Plant-based energy resourcesEnergy crops and plant residuesX
Energy trees and woody residuesX
Regulating services
Bioremediation of polluted soils (phyto-accumulation/degradation/stabilization)X
Water purification and oxygenationX
Nutrient regulationX
Capturing (fine) dust, chemicals and smellsXXX
Mitigation of noise & visual impactsXXX
Flood protectionNatural flood protection & sediment regulationXXX
Coastal protection to waves, currents energy & sea level rise
PollinationX
Seed dispersalX
Global climate regulation by reduction of greenhouse gas concentrationsXXX
Micro and regional climate regulationRegional climate regulation (e.g. maintenance of regional precipitation patterns & temperature)
Rural micro-climatic regulation
Urban micro-climatic regulationXXX
Cultural services
Area for non-excludable outdoor activitiesGreen environment suitable for daily outdoor activitiesXX
Landscape for outdoor recreationX
Area for excludable outdoor activitiesArea for land-consuming recreationX
Area for land-consuming productive activitiesXX
Natural surroundings around buildings for living, working and studyingXXX
Natural surroundings around institutions for recovery and therapyX

Bronnen​

Aertsens Joris, Leo De Nocker, Lauwers Hugo, Norga Katelijne, Simoens Ilse, Meiresonne Linda, Turkelboom Francis, Broekx Steven (2012) Daarom groen! Waarom u wint bij groen in uw stad of gemeente. Studie uitgevoerd in opdracht van: ANB – Afdeling Natuur en Bos.

CICES, 2013. International Classsification of Ecosystem Services, https://cices.eu/, version 4.3; by the European Environment Agency (EEA).

Gomez-Baggethun, Erik and Barton, David N. 2013. Classifying and valuing ecosystem services for urban planning. Ecological Economics 86 (2013) 235-245

Kampelmann Stephan, 2014. "Urban ecosystem services: literature review and operationalization for the case of Brussels," DULBEA Working Papers 14-01, ULB -- Université Libre de Bruxelles.