Bestuiving en zaadverspreiding
Beschrijving
Door te zorgen voor bestuiving leveren insecten – voornamelijk honingbijen en hommels – essentiële ecosysteemdiensten bij de teelt van hard en zacht fruit (zoals appels, peren, kersen, aardbeien), kasgroenten (bijvoorbeeld tomaten, aubergine, paprika) en bij de zaadteelt (bijvoorbeeld kool, sla, peen, ui). Ecosystemen kunnen belangrijk zijn voor bestuiving door de aanwezigheid van habitats die geschikt zijn voor bestuivende insecten. Typische monocultuur gewassen zijn afzonderlijk onvoldoende geschikt voor het instandhouden van bestuivingving. Het probleem bij monocultuur gewassen (en ook bijv. fruitteelt) is de massale, doch vaak zeer tijdelijke beschikbaarheid van nectar en pollen voor bestuivende insecten. Nabijheid van natuurlijke habitats met een voldoende diversiteit aan vegetatie kan hiervoor een oplossing bieden.
Op basis van de bestaande informatie kunnen we geen goed onderbouwde kengetallen opstellen voor de kwantitatieve en monetaire beoordeling van specifieke projecten. Wel kan een kwalitatieve analyse gemaakt worden van de dienst bestuiving. Analyses tonen wel het potentieel belang aan van bestuiving voor de fruit- en groententeelt in Vlaanderen. Deze baat is nauw verweven met landbouwproductie.
Benodigde informatie:
- Aantal ha laag, midden en hoog bestuivingbehoevende gewassen in een straal van 1 km rond het gebied (www.vlm.be)
- Aantal ha laag, midden en hoog insectengeschikte habitats binnen het studiegebied
Kwalitatieve waardering
Het aanbod aan de ecosysteemdienst “bestuiving” wordt bepaald door de aanwezigheid van habitats die geschikt zijn voor bestuivende insecten. De vraag door de aanwezigheid van bestuivingbehoevende gewassen. De relatie tussen vraag en aanbod is bij de ecosysteemdienst “bestuiving” ambigu. De bestuivende insecten zijn immers ook gedeeltelijk afhankelijk van de gewassen die ze bestuiven. Aanbod en vraag zijn dus verweven.
De kwalitatieve waardering is daarom gebaseerd op de geschiktheid van het ecosysteem voor het herbergen van insecten en de aanwezigheid van bestuivingbehoevende gewassen.
Om de geschiktheid van het ecosysteem voor insecten te bepalen zijn verschillende pogingen ondernomen om scores te geven op basis van het potentieel voorkomen van bestuivers. Hoe groter de diversiteit/abundatie, hoe hoger de score. Burkhard et al. (2009) gebruikte een score van 0 tot 5 en ook in Broekx et al. 2013 werd een gelijkaardige methode gebruikt.
Volgens fiche ‘pollinatie’ van NARA 2014 heeft een dergelijke benadering enkele tekortkomingen:
- Niet alle bestuivers hebben natuurreservaten nodig om goed te gedijen. Soms volstaat reeds een gaatje in een bakstenen muur.
- Ze worden in de regel beïnvloed op een fijne schaal van landschap: een stukje berm of holle boom kan al genoeg zijn.
- De potentiële bestuivers voor verschillende landbouwgewassen kunnen sterk verschillen en specifiek zijn, waardoor een landgebruiksklasse met een groot aantal bestuivers niet noodzakelijk ook een groot aanbod voor de ecosysteemdienst levert.
NARA gebruikt een vereenvoudigde score: geschikt of niet. In de Natuurwaardeverkenner wordt deze vereenvoudigde score overgenomen, enerzijds omwille van bovenstaande redenen, anderzijds vanuit het gebruikersgemak van de tool.
Voor het toekennen van de landgebruiksklassen werd met de volgende aspecten rekening gehouden voor de toekenning van de scores:
- Meer open habitats (heide, natuurgraslanden, ruigtes ), bloemrijke vegetatie (bijv. heide, robinia, …) zijn geschikt (score 5) – voedselrijke ecosystemen en verharde oppervlakten zijn niet geschikt (score 1)
- Aanwezigheid van zomen, bermen, kleinschalige landschapselementen, laag en hoog groen in de stad , zijn daarentegen wel potentieel geschikte nestplaatsen (score 5). Daarnaast wordt gekeken naar de afstand van het ecosysteem tot bestuivingbehoevende gewassen. Insecten bestuiven gewassen maar binnen een bepaalde afstand van hun woonplaats. Deze afstand is van verschillende factoren afhankelijk. Omdat hier weinig gegevens over bekend zijn gebruiken we een studie van Dewenter & Tscharnkte, 1999 die vonden dat het effect van bestuivende insecten op gele mosterd verwaarloosbaar wordt op een afstand van 1000 m. Ricketts et al. 2008 vonden voor alle bestuivers op 2 km nog een kans van 35% dat de gewassen worden bereikt.
De bestuivingbehoefte van de landbouwteelten werd beoordeeld. De teelten die geen behoefte hebben aan bestuiving krijgen score 1.
De combinatie van de geschiktheid voor insecten en de bestuivingbehoefte van de landbouwteelten binnen een straal van 1 km geeft de score voor de kwalitatieve waardering.
Uitgangspunten
- We beschouwen een afstand-effectsrelatie van 1 km
- Bestuiving voor zaadproductie werd niet meegenomen in de analyse omdat het zeer gevalspecifiek is.
Te gebruiken cijfers
Tabel: score bestuivingbehoevende gewassen in een straal van 1 km rond het gebied (uitgebreide score)
Teeltcodes | Omschrijving | Score bestuiving behoefte* | |
---|---|---|---|
Lage bestuivingbehoefte | 701, 702 | Grasklaver | 2 |
745 | Mengsel van gras en vlinderbloemigen | 2 | |
411, 44 | Oliehoudende zaden behalve zomerkool- en raapzaad | 2 | |
9521 | Sierplanten in volle grond | 2 | |
721 | Eenjarige klaver | 2 | |
9201 | Hazelnoten | 2 | |
Gemiddelde bestuivingbehoefte | 931, 932, 51, 52 | Erwten en bonen | 3 |
83 | Andere vlinderbloemigen (luminosen) behalve eenjarige klaver | 3 | |
412 | Zomerkool- en raapzaad | 3 | |
9516 | Aardbeien | 3 | |
Hoge bestuivingbehoefte | 972 | Eenjarige fruitteelten behalve aardbeien | 4 |
42 | Zonnebloempitten | 4 | |
973 | Meerjarige fruitteelten (groenbedekker) | 4 | |
Zeer hoge bestuivingbehoefte | 971, 974 | Meerjarige fruitteelten | 5 |
9541 | Courgettes/pompoenen | 5 |
* overige gewassen krijgen score 1
Tabel: score geschiktheid ecosystemen voor insecten (eenvoudige score)
Landgebruiksklasse | Score geschiktheid* |
---|---|
Bossen, bloemen- en soortenrijke graslanden en ruigten, heide en struweel, natte natuur, kleine landschapselementen | 5 |
Stedelijk landgebruik buiten, weiland, akker, rivieren en stilstaande wateren, niet of weinig begroeid gebied | 1 |
* overige landgebruikdsklassen krijgen score 1
Tabel: score geschiktheid ecosystemen voor insecten (uitgebreide score)
Habitattypes | Score geschiktheid* |
---|---|
Zeer hoge geschiktheid voor insecten (kalkrijk duingrasland,droge heide met bosbes (cv), k(cg), kt (cg), bremstruweel en gaspeldoornstruweel, boomgaard, holle wegen, boom- of bloemkwekerij) | 5 |
Hoge geschiktheid voor insecten (doornstruweel; beukenbos met hyacinth, of witte veldbies, bermen, perceelsranden met graslandvegetatie, haag, bomenrij, houtkant) | 4 |
Gemiddelde geschiktheid voor insecten (struweel op kalkhoudende bodem (sk), elzenbos met zeggen (vm), gagelstruweel) | 3 |
Lage geschiktheid voor insecten (droog zuur duingrasland (had), dopheidevegetatie, struikheidevegetatie, gedegradeerd bochtige smele (cd, ce, cg) of bermen, perceelsranden of taluds met deze vegetatie, andere vallei-, moeras- en veenbossen; eiken-haagbeukenbos met wilde hyacinth (qe); eikenbos met witte veldbies (ql), andere beukenbossen, parken, vochtige grasland en ruigte (hc, hfc,hft) zure borstelgrasvegetatie (hn), verruigd grasland(hr), pioniervegetaties en soortenrijke ruigten (ku), weilandcomplex met veel sloten en/of reliëf; verruigd weiland) | 2 |
* overige habitats krijgen score 1
Om de totale score op 10 te bekomen moet u de score voor geschiktheid optellen bij de score voor bestuivingbehoeftige gewassen.
Vertaling naar een indicator
De indicator is het aantal ha gewas dat afhankelijk is van bestuiving.
Een voorbeeld
We veronderstellen een natuurinrichtingsproject waarbij een weiland van 150 ha wordt ingericht als 50 ha bos, 50 ha natuurlijk grasland en 50 ha moeras met poeltjes. In een straal van 1 km rond het gebied ligt 250 ha akkerland waarvan 100 ha koolzaad en 150 ha luminosen. Overige is weiland, bos en bebouwing (500 ha).
Score 1: bestuivingsbehoefte is gelijk aan 1,7 ((100 x 3 +150 x 3 +500 x 1)/750) (Tabel 34) Score 2: habitatgeschiktheid is gelijk aan 1 voor het huidige scenario en gelijk aan 5 voor het toekomstig scenario (Tabel 35).
Kwalitatieve score voor huidige scenario = 2,7 en voor het toekomstige scenario 6,7
Er is in totaal 250 ha akkerland afhankelijk van bestuiving.